DONDERDAG * ALPHA, WHAT´S NEXT, PSALM
PSALM 139 GNB
1 Voor de voorzanger. Een psalm uit de bundel van David. Heer, u doorgrondt me, u kent me. 3 U slaat mij gade of ik nu rust of werk. Wat ik ook doe: het is u vertrouwd. 4 Voor er een woord over mijn lippen komt, weet u al, Heer, wat ik denk. 5 U bent om me heen, u bent voor me en achter me, en uw hand ligt op mijn schouder. 6 Dat u me zo kent kan ik niet bevatten, het gaat mijn verstand te boven. 7 Waar kan ik u ontlopen, waar kan ik u ontvluchten? 8 Al zou ik opklimmen naar de hemel, u bent er; al zou ik afdalen naar het dodenrijk, u tref ik er aan. 9 Al vloog ik naar het uiterste oosten of streek ik neer in het verste westen, 10 ook daar zou u mij leiden, ook daar houdt uw hand mij vast. 11 Al vroeg ik de duisternis: ‘Verberg me, laat het nacht worden om mij heen,’ 12 zelfs dan verbergt de duisternis me niet; voor u is de nacht als de dag, de duisternis als het licht. 13 U weefde mij in de schoot van mijn moeder, u deed mij ontstaan. 14 Ik dank u, want het is een wonder zoals ik ben gemaakt. Alles wat u maakt, is een wonder. Dat besef ik heel goed. 15 Ik was voor u niet verborgen toen ik in dat duister groeide, als in het binnenste van de aarde. 16 U zag mij toen ik nog geen vorm had, en mijn dagen waren al vastgesteld, al geschreven in uw boek, voor er één enkele was aangebroken. |
PSALM 139 HSV
1 Een psalm van David, voor de koorleider. HEERE, U doorgrondt en kent mij. 2 Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. 3 U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd. 4 Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles. 5 U sluit mij in van achter en van voren, U legt Uw hand op mij. 6 Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij. 7 Waar kan ik Uw Geest ontgaan, waar Uw aangezicht ontvluchten? 8 Al steeg ik op naar de hemel, U bent daar; of legde ik mij neer in de hel, zie, U bent daar. 9 Nam ik vleugels van de dageraad, woonde ik aan het einde van de zee, 10 ook daar zou Uw hand mij leiden en Uw rechterhand mij vasthouden. 11 Zei ik: Ja, duisternis zal mij opslokken! – dan is de nacht een licht om mij heen. 12 Zelfs de duisternis maakt het voor U niet duister, maar de nacht licht op als de dag, de duisternis is als het licht.1 3 Want Ú hebt mijn nieren geschapen, mij in de schoot van mijn moeder geweven. 14 Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken, mijn ziel weet dat zeer goed. 15 Mijn beenderen waren voor U niet verborgen, toen ik in het verborgene gemaakt ben en geborduurd werd in de laagste plaatsen van de aarde. 16 Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien, en zij allen werden in Uw boek beschreven, de dagen dat zij gevormd werden, toen er nog niet één van hen bestond. |
Deze psalm zegt het heel
mooi: God doorgrond en kent je en dat is echt waar. Waar je ook door heengaat
Hij kent je en Hij is erbij. Maar misschien heb je wel het idee dat je heel ver
weg bent van God. Misschien heb je wel keuzes gemaakt waardoor je afgedwaald
bent van God. Misschien zijn er wel dingen in je leven gebeurd waardoor je
relatie met Goed niet zo goed meer is. Maar dan ook zegt deze psalm dat God
nooit te ver weg is. Voor God ben je nooit te ver en je mag altijd opnieuw
beginnen.
lezen in een andere vertaling? Klik hier en kies je vertaling
- De bijbelteksten in deze uitgave is ontleend aan
de Groot Nieuws Bijbel (herziene editie), © Nederlands Bijbelgenootschap & Katholieke Bijbelstichting 1996
en de Bijbel in de Herziene Statenvertaling, © Stichting HSV 2010.